“Het mensonwaardige leven van de vrouwen in vroegere tijden”
Het is aan het begin van de 21e eeuw nog nauwelijks te begrijpen hoe onze vrouwelijke voorouders door alle eeuwen heen moesten leven, zelfs als we bedenken dat de samenleving toen veel harder, ruwer en primitiever was dan nu het geval is. Onvoorstelbaar zijn de geringschattingen en soms zelfs de minachting en de haat die in vroegere eeuwen t.o.v. de vrouw bestonden.- de (kerkelijke) registratie van manen en zonen geschiedde beter dan van vrouwen en dochters.- een doodgeboren zoon werd wel geregistreerd terwijl dit bij een doodgeboren dochter werd nagelaten of afgedaan met “ t’ kint van….. “- als een man overleed werd hij met naam en toenaam vermeld, als zijn vrouw overleed werd dit vaak vermeld met “overleden de huijsvrouw van ……..”gevolgd door de naam van de man enz.… Door dit systematische terzijde schuiven van de vrouwen waardoor zij de zwijgdood ondergingen, kon de MANNEN geschiedenis tot MENSEN geschiedenis worden. Als iemand het echter niet verdiend om op deze mensonwaardige wijze aan de uiterste zijkant van de geschiedenis te worden geschoven dan zijn dit juist onze vrouwelijke voorouders. Hoe hebben ze geleefd c.q. moesten ze leven, wat moesten zij als vrouwen en meisjes allemaal verwerken, doorstaan, incasseren, waarom rustte op hen de vloek om als meisje geboren te zijn en “daarom” als een object, als een dier en soms nog minder dan een dier te moeten leven, wat bezielde de mannen en vooral: wat bezielde de kerk die hen dit alles aandeden. Schoorvoetend zal ik met laatste beginnen omdat daar o.i. de basis ligt. Ter voorkoming van elk misverstand: ook wij weten dat in de oertijd de vrouw aan haar haren door de man in zijn hol werd gesleept, ook wij weten dat de Batavieren dobbelden terwijl de vrouwen het werk deden en wij weten ook dat zij zelfs hun vrouwen verdobbelden, maar ….. er was bij hun GEEN door hun godsdienst bepaalde of veroorzaakte minachting of haat tegen de vrouwen en er waren zeer zeker GEEN door hun godsdienstige leiders georganiseerde moordpartijen op vrouwen op – kwassie godsdienstige basis. Hiervoor werd echter wel de meest menslievende godsdienst, het Christendom, door haar kerkelijke leiders misbruikt. Het werkelijk misselijk makende “spitsvondigheid” werd door de kerk nl. voor al haar daden en wandaden een Bijbelse grond gevonden, ook in haar benadering en veroordeling van de vrouw. Zo was het officiële standpunt van de R.K. -kerk t.a.v. de vrouw gebaseerd op de Bijbelse verhaal dat Eva in het paradijs verleid was door een slang en de slang was de duivel ! “Dus” argumenteerde de kerk, is de eerste vrouw verleid door de duivel en “dus” zijn haar vrouwelijke nakomelingen sinds die gebeurtenissen nog steeds “verzot” op ontucht met de duivel. En de duivel wil alleen maar ellende teweegbrengen bij de mensen en “dus” moet de vrouw met allerlei listige kunstgrepen de mensheid benaderen om zodoende verzekerd te blijven van de gunsten van haar duivelse minnaar. Deze op zijn beurt ziet sinds Eva in de vrouw zijn kans en het middel om zijn doel te bereiken en geeft haar daarom zijn tovermiddelen. Met deze “argumentatie” kon tenslotte elke ramp, elke ziekte, elk ongeluk, elke misoogst, elke insectenplaag, elke oorlog, elke hongersnood worden uitgelegd als een door de vrouwen aangerichte duivelse toverij. Door deze “redenatie” werd de vrouw, het levenschenkende wezen, tot incarnatie van al het kwaad, tot schuldobject van alle ellende. De “bewijsvoering”zoals hierboven beschreven, is afkomstig uit de boosaardige bestseller die ooit over de vrouwen is geschreven:
“De Heksenkamer” van 2 Dominicaner monniken, Sprenger en Institoris, dat in 1487 verscheen. En ……. dit boek was alleen maar een logisch vervolg op: de Pauselijke encycliek van 1484! Want in deze encycliek werd door de Paus Sixtus IV ( naar wie n.b. de Sixtijnse kapel werd vernoemd!) “zorgelijk geconstateerd”: “dat vrouwen zich lenen tot ontucht met de duivel”. De gevolgen hiervan waren volgens deze encycliek: “Door hun inblazingen, bezweringen en betoveringen hebben zij ongeboren kinderen gedood als ook de worpen van het vee; ze hebben de voortbrengselen van de aarde betoverd waaronder druiven en andere vruchten; ze plagen en kwellen mannen, andere vrouwen en dieren met afschuwelijke pijnen en zweren; ze zorgen ervoor dat de mannen hun geslachtsdaad niet kunnen plegen en ze maken vrouwen onvruchtbaar, zodat de man zijn vrouw haar echtgenoot niet kan ontvangen……” aldus de Paus Sixtus IV. Hoe onzinnig deze encycliek ook is, toch moest zij, volgens goed katholiek gebruik, “bewezen” worden: de kerk MOEST gelijk krijgen. De gehele maatschappelijke ontwikkeling aan het einde van de 15e eeuw -beginnende Renaissance- speelde hierbij de “bewijsvoerders”van de kerk in de kaart en werd door hem uitgebuit op een wijze die het best omschreven kan worden als; “Het was voor de vrouwen ( alleen voor hen!) verboden om niet nat te worden van de regen”. Deze “regen”ontstond aan het einde van de 15e eeuw door: -De overgang van een agrarisch naar een meer c.q. tevens industrieel gericht tijdperk
In progres